Blog IX - De Dans der Dagjesmensen
Verraden door de buienradar, kwam ik doorweekt aan op mijn bestemming; De Prinsentuin. Het evenement stond al sinds jaar en dag op mijn agenda en nu was het eindelijk zover. Uiteraard waren de zitplaatsen onder de plu’s al vergeven aan de spoordeelreizigers die waarschijnlijk om zes uur ’s ochtends hun thermoskan met koffie hadden gevuld, nadat ze de voorafgaande avond al vijf zakken krentenbollen hadden gesmeerd voor onderweg. Dagjesmensen. Zoals ik er stiekem ook één ben natuurlijk, maar dan op de fiets.
In de prachtige prinsentuin zijn er gelukkig bomen genoeg en tevreden constateerde ik dan ook dat ik de plek met het beste zicht had en nog droog stond ook. Bovendien was ik in ieder geval fysiek verheven boven de meute, wat mij ergens wel aanstond. Terwijl ik geduldig wachtte werd het langzamerhand drukker en verwachtingsvol keken we naar de verkleurende wolken toen de presentatrice ten tonele verscheen. En toen begon het, mijn dilemma. Een mevrouw, een dagjesmens, zag kans om zich voor mij te wurmen en me het zicht te ontnemen. Net als nog een meneer, en nog eentje en zo vele anderen. Soort zoekt soort. Natuurlijk doe je dan een stapje opzij. Eerbied voor de grijze haren.
Verpletterd werd ik, door het eerste gedicht. Van een Belg uiteraard. Het niveau was zo belachelijk hoog dat ik me genadeloos geïnspireerd voelde. Gelukkig volgden er daarna enkele mindere goden, zodat er nog iets overbleef van mijn kwetsbare schrijvers ego. Desalniettemin sprankelden ze, de één nog meer dan de ander, introverte jonge zielen die getalenteerd toverden met taal en lieten zien wat ze in hun mars hebben. Doen wat je drijft.
Ondertussen deed ik de dans. Geen stoelendans of dichtersdans maar de dagjesmensendans. Zij een stapje naar links, ik eentje naar rechts. Zij twee stappen naar rechts, ik drie stappen. Tot ik moe werd van het dansen, het rugtasje, het opgeknipte haar met de survivalschoenen en die kenmerkende geur van klamme kleding die te lang in een vochtig en te zuinig gestookt huis heeft gelegen. Ik raakte haar zachtjes aan. Eerst bij de schouder, toen bij de rug. Geen reactie. Misschien had ze de boodschap begrepen. Maar nee, ze danste dapper door, met mij in haar kielzog weerloos en in de ban van haar tango. Tot ik haar beetpakte, met twee handen ferm maar zacht. Toen draaide zij zich om. Ik vroeg haar vriendelijk of ze stil kon blijven staan, zodat ik het ook kon zien. Aan jou heb ik geen boodschap, vertelde haar grijns me.
Inmiddels klaarde de lucht op en toen het wolkendek opentrok, verspreidde het publiek zich en kreeg ik alsnog dat wat mij was ontnomen. Uitzicht en een regenboog. En een verdwaald gezin met vijf kinderen waarvan Shanisha de jas aan moest trekken. Dat riep vader tenminste drie keer, vanaf een halve kilometer afstand en toch duidelijk hoorbaar. Pure poëzie met een glimlach.
Ik moet eerlijk toegeven dat mensen zonder grijze haren er ook wat van kunnen. Toen ik Deventer op Stelten bezocht, ging iemand doodleuk tijdens de voorstelling op een afvalbak staan, waardoor tien, twintig mensen ineens niets meer zagen. Maar deze dame begreep de boodschap tenminste, ook al duurde het een paar minuten voordat ze weer op aarde landde. Weer een dame! Misschien zit het hem gewoon in vrouwen en hun theatrale gedrag. Dat zou Thomas denken, misschien. Ik niet natuurlijk.
Op dergelijke momenten zou ik wel wat meer als Thomas willen zijn, de hoofdpersoon uit mijn verhaal. Lekker lomp en onbehouwen, alhoewel vermijding zijn tweede natuur is. Momenteel wordt de eerste, tweemaal herschreven versie tegen gelezen en de eerste geluiden zijn erg enthousiast. Dat is veelzeggender dan het klinkt, aangezien mijn tegen lezers niet schromen om hele pagina’s met rode inkt door te strepen. Kortom, wij (Thomas en ik), wachten geduldig tot september. En dan, dan gaat het beginnen! Drie keer is scheepsrecht. De laatste redactieronde, her en der nog wat aanvullingen, opnieuw laten tegen lezen in grotere getale en dan doelgericht door met als doel publicatie in 2018.
We gaan het meemaken! Jij en ik.